GEBED VAN EEN MISSIONARIS

Tot de Afrikaanse volkeren van deze wereld
hebt U mij gezonden, Heer,
maar niet helemaal, zoals ik het had gedacht.

Ik vertrok om te onderwijzen,
want daarvoor was ik als blanke gevormd.
Helaas. Ik had te veel antwoorden in mijn hoofd
die ik snel weer moest vergeten.
Ik moest van hen de woordjes leren
om uit het evangelie te kunnen voorlezen.
Die arme stakkers van Afrikanen
moesten mij bijstaan met hun wijsheid
om mij te helpen zeggen
wat Christus hun zeggen wilde.

Ik moest leren aanvaarden
dat ik iemand was
die er voor hen ook niet had kunnen zijn.,
iemand die niet had hoeven komen
iemand die geen afscheid hoefde nemen.
Ik moest ontdekken hoe zij
met het evangelie in hun handen
mijn leermeesters werden.

Hun christengemeenschap kwam tot bloei,
zo anders dan ik het had gedroomd.
Ik werd missionaris om een kerk te planten.
Gelukkig gaf U me slechts wat zaad in handen.
De oogst, ik zie het staat te rijpen:
Gods volk in Afrika, een volk van jonge mensen.
Nu wil ik geen dag meer missen
om te mogen zien
hoe dit volk van U 't gaat maken,
hoe het de toekomst scheppen gaat.

Dank U dat ik bij hen
mijn tent mocht spannen.

Uit: Afrika, een zegel op mijn hart