MIJN ZUSTER, MIJN BROEDER

Mijn zuster, mijn broeder
in het Zuiden, in de Derde Wereld,
zie je mijn uitgestoken hand
en wil je die drukken?
Mijn hoofd is gebogen?
mijn ogen zijn neergeslagen,
mijn gezicht drukt beschaamdheid uit,
mijn gang is tastend
en mijn voeten vinden aarzelend hun weg.
Mijn zuster, mijn broeder,
wil je mijn uitgestoken,
mijn geopende hand
vullen met je vergeving en je mededogen,
met je wijsheid en je gelovige verbondenheid?
Wil je mijn hand vullen
met je blijheid en je gulle gastvrijheid?
Mijn zuster, mijn broeder,
wil je tenslotte je handen vouwen
rond mijn geopende hand
en zullen we samen bidden:
geef ons heden ons dagelijks brood.
En zullen we samen bidden
dat we mogen breken en delen
onze visies, onze krachten en talenten,
onze rijkdom, onze genegenheid,
ons hart, ons geloof.
Mijn zuster, mijn broeder,
zullen we samen onze weg vervolgen.