Wie kent haar niet, de kleine vrouw in witte-sari-met-blauwe-biezen en haar doorgroefde, door de zon gebruinde gezicht? Moeder Teresa (1910-1997), net zo bekend als Gandhi en toevalligerwijs ook werkzaam in India. Blijkbaar een land dat, zo het al niet grote mensen voortbrengt, nieuwkomers in elk geval tot grootsheid inspireert.
En groots was het leven van Gonxha (=Agnes) Bojaxhiu, vooral ook in het kleine: de dagelijkse zorg voor anderen. Ze werd op 19 oktober 2003, Wereldmissiedag, zaligverklaard.
De vrouw die bekend is geworden als Moeder Teresa is geboren in een vroom katholiek gezin in de stad Skopje, in Macedonië op de Balkan. In haar jeugd is ze lid van de jeugdorganisatie Dochters van Maria en leest ze graag over missionarissen en heiligen. Ze bidt veel tot de Onze-lieve-Vrouw van Skopje en voor haar beeld krijgt ze de roeping religieuze te worden. Dan ook begint haar weg die uiteindelijk naar India en een eigen congregatie leidt.
Als ze achttien is, vertrekt ze naar Ierland en wordt novice bij de Zusters van Onze-lieve-Vrouw van Loreto in Dublin. Een paar maanden later al wordt ze uitgezonden naar de missiepost van deze 'Ierse Zusters' in Calcutta, toen nog Brits-Indië. Hier werkt ze aanvankelijk als onderwijzeres en leeft ze, beschut, binnen de kloostermuren.
Maar de ellende van India blijft niet buiten de deur. In het ziekenhuis van het klooster komt Teresa - deze naam heeft Agnes aangenomen naar haar grote voorbeeld Theresia van Lisieux, die het grote zocht in het kleine - in aanraking met de misère van de Indiase armen. Hongersnoden en de burgeroorlog tussen hindoes en moslims na de onafhankelijkheid van Brits-Indië verergeren de situatie nog eens. Intussen werkt Teresa ijverig voort als lerares aardrijkskunde en hoofd van haar school. Maar tijdens een retraite in 1946 krijgt ze, opnieuw, een roeping: God wil dat ze het klooster verlaat en onder de armsten der armen gaat werken. En daarvan zijn er nogal wat in de miljoenenstad Calcutta. Ze moet geduld oefenen, want het klooster verlaten mag ze niet zomaar. Ze krijgt tenslotte toestemming. Ze mag een jaar lang proberen Gods roeping in de daad om te zetten. Lukt het niet, moet ze terugkomen.
Het is 1948: ze laat het klooster achter zich met slechts vijf roepies op zak. Het is ook het jaar waarin ze de Indiase nationaliteit vraagt en krijgt: een duidelijke keuze. Ze volgt een korte medische opleiding om de armen daadwerkelijk te kunnen verzorgen en besluit zich ook uiterlijk aan te passen door voortaan een sari te dragen, de kleding van de Indiase vrouw.
Teresa begint heel klein, maar krijgt al spoedig van alle kanten hulp. Haar eenmansmissie wordt er een van velen. Rome bevestigt haar inzet door haar congregatie te erkennen als de Missionarissen van Naastenliefde. We tellen het jaar 1950. De leden van deze congregatie bekommeren zich om mensen aan wie niemand zich iets gelegen laat liggen. In India zijn dat de paria's, de onaanraakbaren, die niet eens met één voet op de laagste trede van de sociale ladder staan. Als de orde zich ook buiten India verspreidt, komen daar mensen bij die figuurlijk paria's zijn, bijvoorbeeld aids-patiënten en prostituees.
In de halve eeuw na 1950 groeit de congregatie uit tot een ware 'multinational' met meer dan 4700 zusters én broeders die in 132 landen over de hele wereld werkzaam zijn. In deze tijd ook krijgt Teresa haar eretitel: 'ma', moeder. Van Gonxha Bojaxhiu is ze via zuster Teresa Moeder Teresa geworden.
Maar ook de sterkste wil zit uiteindelijk in een breekbaar lichaam. Na een leven van hard werken en zichzelf wegcijferen krijgt ze verscheidene kwalen. Een hartinfarct wordt haar fataal. Ze sterft in september 1997. Ze is begraven in India.
p.l.