Bij 'bourgondisch' denken we aan Wein, Weib und Gesang, maar dan op zijn Frans. Bourgondië is echter ook een landstreek waar geharde boeren en wijnbouwers flink moesten en moeten werken om aan hun goed belegde, dat wel, boterham te komen. Het is de geboortegrond van Anne-Marie Javouhey (1779-1851), stichteres van de gemeenschap van de Zusters van de Heilige Jozef van Cluny, een belangrijke missiecongregatie van Franse oorsprong.
Deze Bourgondische uit Chamblanc, ten zuidwesten van Dijon, zou haar leven niet slijten tussen de glooiende wijnhellingen van haar geboortestreek. Ze vertrok als missionaris naar het Zuid-Amerikaanse Frans Guyana, buurland van Suriname, waar niemand vrijwillig heen ging. Het land was zo arm, dat de Fransen er in 1852 een strafkolonie stichtten, op het beruchte Duivelseiland, voor de kust. Zuster Javouhey was toen 39 jaar. Ze wilde er het Woord Gods brengen onder de, vooral zwarte, bewoners. Ze had een visioen gehad dat haar de weg wees: diep in meditatie verzonken zag ze een groep zwarten die hun handen naar haar uitstaken. Dat lijkt minder vanzelfsprekend dan het is, want op het Bourgondische platteland woonden toen geen Afrikanen. Javouhey had er waarschijnlijk nog nooit een gezien. Dit visioen was de geboorte van haar missieroeping.
Dat Anne-Marie Javouhey, roepnaam Nanette, geen katje was om zonder handschoen aan te pakken, had ze al jong bewezen, tijdens de Franse Revolutie. Ze hielp toen, als tiener, achtervolgde priesters ontsnappen en ze schijnt ooit een monstrans te hebben gered uit het brandende kasteel van Chamblanc. Dat ze een stevig eigen willetje had, bleek toen haar vader haar wilde laten trouwen en een van zijn boerderijen overnemen. Maar niets daarvan. Ze wilde het klooster in en wist de haar toegewezen vrijer zelfs te bewegen het ordeskleed van de trappisten aan te nemen.
De pastoor van Chamblanc, die na de revolutionaire woelingen was teruggekomen, adviseerde Nanette vervolgens een 'snuffelstage' bij een zustercongregatie. Tijdens die stage kreeg ze haar visioen en uiteindelijk stichtte ze in 1807 een eigen congregatie. De zusters zouden gekleed gaan in een blauw habijt, met een grote kap die tot over de schouders reikte en een breed wit front. In eerste instantie hielden ze zich bezig met onderricht aan de Franse jeugd. Maar Anne-Marie keek al verder. Ze wilde uiteindelijk zwarten onderwijzen en ziekenhuizen inrichten om hun te verplegen.
Een eerste gelegenheid voor de congregatie deed zich voor op het Franse eiland Reunin, in de Indische Oceaan.
Javouhey ging er echter niet zelf heen. Er was nog te veel werk aan de winkel in Frankrijk zelf. In 1822 greep ze echter de kans aan om naar Senegal te gaan, toen een aftandse Franse kolonie. Zoals ze als Bourgondische boerin gewend was, stak ze er flink de handen uit de mouwen. Haar finest hour zou echter nog komen, niet in Senegal, maar in Frans Guyana: een tropisch-hete landstreek, met het hele jaar door een temperatuur van rond de 28 graden en heel vochtig. Bovendien zitten er veel insecten en slangen. In deze moeilijke omgeving tilde ze met veel elan een leefgemeenschap van de grond van Franse emigranten, vooral boeren, en zwarte inlanders. Het moest een modelkolonie worden en dat lukte ook nog wonderwel.
Maar mooie liedjes duren niet lang. Er kwam weer een revolutie in moederland Frankrijk en de nieuwe regering liet zich aan Guyana weinig gelegen liggen. Bovendien moest Anne-Marie als moeder-overste naar Frankrijk terugkeren omdat haar congregatie groeide als kool en ze nieuwe stichtingen moest bezoeken. Maar uit de verte bleef ze een oogje in het zeil houden in haar geliefde Guyana, waar ze in alle ere werd gehouden.
In 1851 stief Anne-Marie Javouhey, na een leven vol inzet voor anderen. Ze maakte net niet meer mee dat paus Pius IX haar congregatie zijn plechtige goedkeuring gaf. Ze is op 15 oktober 1950 zalig verklaard.
p.l.