Nar of heilige?! Een van de twee moest Arnold Janssen (1837-1909) wel zijn volgens bisschop Paredis van Roermond, aan wie Janssen toestemming vroeg om in diens diocees een missiehuis te beginnen. Want hoe doe je dat zonder een cent op zak? Ruim honderd jaar later geeft de Heilige Stoel Paredis alsnog duidelijkheid: Janssen, stichter van de Steyler Missiecongregaties, werd 5 oktober 2003 heiligverklaard.


arnold_janssen_portret.jpgArnold Janssen werd geboren in een groot, diepgelovig gezin in het Duitse stadje Goch, over de grens bij het Limburgse Gennep. Zijn vader was boer, maar reed ook wekelijks als voerman op Nijmegen. Zijn moeder deed het huishouden. Het katholieke geloof nam in het gezin een centrale plaats in. Arnold wist in elk geval al jong dat hij priester wilde worden én leraar. Daarvoor moest hij eerst middelbaar onderwijs volgen, maar zijn ouders hikten aan tegen de kosten. Kapelaan Ruiter echter wist ze over te halen de 10-jarige Arnold toch op de Rektoratsschule te doen. 'Anders had hij achter de ploeg gestaan, net als wij', zei een van zijn broers later.

Na de middelbare school ging Janssen naar Bonn om er aan de universiteit zijn eerstegraads onderwijsbevoegdheid te halen. Met zijn diploma op zak toog hij vervolgens naar Münster, Westfalen, waar hij theologie ging studeren. Hier werd hij 1861 tot priester gewijd. Meteen erna volgde zijn benoeming tot conrector van de HBS in Bocholt, een Duits stadje bij Winterswijk, waar hij twaalf jaar in het onderwijs zou werken. Hij bleef er niet. De Pruisische kanselier

Bismarck was namelijk in 1872 de Kulturkampf begonnen, zijn veldtocht tegen de vermeende katholieke invloed in Duitsland, en maakte katholieke instellingen en organisaties het leven zuur. Janssen gaf zijn baan op en werd rector van het Ursulinenklooster in Kempen, een stadje vlakbij Venlo.
Hij vond dat ook Duitse katholieken zich moesten engageren voor de wereldwijde kerkelijke missie en richtte daarom in 1874 het missietijdschrift Kleiner-Herz-Jesu-Bote op. Zo wilde hij bij zijn landgenoten de missiegedachte wekken en stimuleren. De volgende stap was de oprichting van een Duits missieseminarie. Dat zou hij vanwege de Kulturkampf uiteindelijk in Nederland doen.

In 1875 begon hij in het Noord-Limburgse dorpje Steyl zijn missiehuis Sint Michael, gevestigd in een oude herberg. Deze had hij kunnen aankopen met financiële steun van de clarissen in Düsseldorf. Dit was het zeer bescheiden begin van wat zou uitgroeien tot de wereldwijde beweging van nu meer dan tienduizend broeders en zusters in tientallen landen. De missionarissen die werden uitgezonden - de eerste twee in 1879 - begonnen vrijwel meteen met het opsturen van voorwerpen uit hun missiegebieden. Kunst- en gebruiksvoorwerpen, maar ook insecten vonden hun weg naar Steyl. Ze vormden de grondslag voor het Missiemuseum, dat in 1931 zijn deuren opende en waar generaties scholieren hebben staan griezelen bij vitrines vol vogelspinnen en schorpioenen.
Arnold Janssen bleef intussen bezield doorwerken aan de verwezenlijking van zijn ideaal: het evangelie verspreiden onder verre volkeren. Hierbij kwamen ook vrouwen goed van pas. Daarom richtte hij in 1889 de congregatie van de Dienaressen van de Heilige Geest op, in de volksmond de Blauwe Zusters, vanwege de kleur van hun habijt. Deze vrouwen gaven vooral onderwijs aan jonge meisjes. In 1896 maakte Janssen de trits van de Steyler Missiecongregaties vol met de Dienaressen van de Heilige Geest van de Altijd Durende Aanbidding: de Roze Zusters. Deze slotzusters baden de klok rond voor het missiewerk.

Arnold Janssen zag zijn ijveren uiteindelijk in 1901 bekroond met de officiële goedkeuring van zijn Societas Verbum Dei (Congregatie van het Goddelijk Woord) door de Heilige Stoel. Acht jaar later stierf hij, geheel verlamd, in het moederhuis in Steyl. Hier rust zijn stoffelijk overschot.
p.l.